Bij de totstandkoming van het verkiezingsprogramma voor het Europees Parlement in 2017/2018 hield mijn politieke partij een onderzoek onder kiezers waar ze aan dachten bij de woorden ‘Europese Unie’. Welke beelden komen in u op, welke associaties? De vier meest gegeven antwoorden waren verrassend: Poetin, Erdogan, Trump en Xi Jingping.
Door Bart Groothuis, lid van het Europees Parlement namens de VVD/Renew Europe sinds 2020.
Het laat zien dat de grote geopolitieke verschuivingen in de wereld vragen om ‘een Unie die beschermt’. Nederland kan en moet niet alles zelf oplossen.
Wat een verschil met de Europese Unie van twintig jaar geleden. Die richtte zich nog vooral op de vervolmaking van de interne markt, vrijhandel en het vergroten van onze welvaart.
Beide Unies, een Unie die beschermt en een Unie die welvaart brengt, hebben de defensie-industrie hard nodig. Sinds de Koude Oorlog is de roep om een vernieuwende en state of the art defensie-industrie niet zo groot geweest als nu. Voor het eerst zijn er twee militaire supermachten die zich als near-peer tegenstander hebben weten te manifesteren: Rusland en China. Beide willen zich militair met ons meten, staan een onverenigbare veiligheidsarchitectuur voor en schuwen confrontatie niet. Daarop is een Europees antwoord nodig.
Een Europees antwoord betekent onder meer dat wij als Europa de kansen van onze gehele Europese defensiemarkt optimaal benutten. Dat vraagt wel om een sterke, autonome en eerlijker Europese defensiemarkt, die gepaard moet gaan met voorspelbare Europese marktvoorwaarden. Met andere woorden: aanschaffingen van militair materieel en diensten door Lidstaten moeten ook kansen bieden voor de defensie-industrie van kleinere lidstaten zoals Nederland onder meer door vooraf zekerheid te bieden over exportvergunningen. Zo zorgen we ervoor dat ook voor die spelers innovatie en productie lonen.
Europeanisering van deze exportvergunningen biedt uitkomst en de VVD denkt steeds vaker in deze richting. Een goed voorbeeld is de Frans-Duitse consensus over wapenexportbeleid, die als voorbeeld kan dienen voor een Europese oplossing. Die consensus uit Berlijn en Parijs houdt in dat exportvergunningen net als nu worden getoetst aan het Europees wapenexportbeleid, maar vooraf al worden afgegeven voor de hele supply chain door de EU-lidstaat waar de OEM is gevestigd. Deze zogenaamde Schmidt-Debre clausule, waarbij je als onderaannemer onder de 20% van de hoofdsom niet exportvergunning plichtig bent, ziet de VVD als een goede vernieuwende stap richting een Europese Unie die beschermt én die welvaart biedt. Onderaannemers in de supply chain krijgen zo de kans om mee te dingen in grote defensie investeringen van andere Europese lidstaten, waarbij zekerheid over de export vooraf is afgegeven.
Helaas zijn het juist politieke partijen die de mond vol hebben van een Europees leger en een verenigde Europese defensie-industrie, die tegen verdergaande Europese samenwerking zijn bij wapenexport. Den Haag zou dat beter kunnen afwegen dan Berlijn of Parijs.
Het is daarom van belang dat alle politieke partijen worden gewezen op de noodzaak van het bouwen van een Unie die beschermt. We kunnen het ons niet permitteren in naam steeds voor een Europese oplossing te zijn en als het erop aankomt liever voor de Alleingang in Nederland te gaan, met alle gevolgen van dien.