Het mantra ‘geld verdienen en het goede doen’ werd 10 jaar lang gebruikt door Paul Polman als CEO van het wereldwijde conglomeraat Unilever[1]. Met het goede doen legde hij de nadruk op het bevorderen van duurzaamheid in de totale organisatie inclusief de duizenden bedrijven in de internationale leveranciersketens. Het lukte maar matig de clash met aandeelhouderswaarde te overbruggen. Het schetst perfect de discussie die zich momenteel ook in onze defensie- en veiligheidssector in diverse fora afspeelt.
Door John Jansen, EU adviseur NIDV
Er is een groot aantal organisaties en actoren dat onder vele acroniemen dezelfde boodschap brengt: geld verdienen moet in de toekomst in een uitgebreider kader plaatsvinden van onder meer duurzaamheid, mensenrechten en ethiek. Om de vraag in de ondertitel maar gelijk te beantwoorden: ja, ook onze sector heeft er mee te maken en krijgt daar in toenemende mate mee te maken. Als bedrijven moeten we daarvoor naar drie kanten kijken. Ten eerste naar onze klanten zoals het ministerie van Defensie, waar het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen als nieuw element bij de verwerving een plaats gaat krijgen. Toegegeven, er is nog veel onduidelijk maar het signaal is gegeven. Ten tweede spelen bij het verkrijgen van financieringen en relaties met banken, duurzaamheid en ethiek nadrukkelijker een rol. Ten derde moeten hoofdleveranciers (OEMs, Original Equipment Manufacturers) meer zicht hebben op de toepassing van bovenstaande in de hele leveranciersketen.
Veelal wordt duurzaamheid gezien als een extra last, maar er zijn ook kansen. Zo biedt de discussie in de EU over strategische autonomie en daarvan afgeleid over kritische technologieën, mogelijkheden voor de zoektocht naar nieuwe materialen die weer passen in het initiatief European Raw Materials Alliance (ERMA). Dat beschouwt ruwe materialen vanaf hun winning via gebruik tot en met recycling op duurzaamheid. De NIDV is bij de ERMA aangesloten. Strategische autonomie en verdienvermogen gaan zo hand in hand!
Onderstaand wordt een illustratief beeld geschetst wat er speelt. De sector heeft inmiddels al te maken met VN- en OECD-principes[2] en -regels tot nog toe op basis van vrijwilligheid, en met nationale regelgeving (o.a. Frankrijk, België). Eensgezindheid bestaat over de vraag dat vrijwillige kaders niet langer voldoen, maar dat internationale juridische bindende kaders nodig zijn. Tegelijkertijd moet worden gewaakt dat de wereldwijde concurrentiepositie niet wordt verzwakt. Een gebalanceerde opstelling zal bijdragen aan de positieve beeldvorming rond de sector en daarmee aan de stelling “zonder veiligheid geen duurzaamheid”.
Verenigde Naties
Op 16 juni 2011 verschenen de General Principles for Businesss and Human Rights van de Verenigde Naties. Deze zien op een bijdrage aan socially sustainable globalisation. Binnenkort wordt aandacht besteed aan het 10-jarig bestaan. Het gaat om principes waaraan zowel staten als bedrijven zich moeten houden in hun bedrijfsvoering. Deze principes gelden voor alle bedrijven, internationaal of niet, groot of klein. Het geheel is niet-juridisch bindend. Wel worden lidstaten opgeroepen tot dergelijke wetgeving te komen. Van bedrijven wordt verwacht dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun due diligence proces [3] over mensenrechten en dat dit wordt vastgelegd in een verklaring op het hoogste niveau.
Voor de periode 2015-2030 zijn alle 193 lidstaten van de Verenigde Naties waaronder Nederland zgn. Sustainable Development Goals (SDG) overeengekomen, neergelegd in 17 doelstellingen. Deze zien op elementen van mensenrechten en duurzaamheid. Voorbeelden van die doelstellingen zijn (3) gezondheid en welzijn, (4) kwaliteit van onderwijs, (9) industrie, innovatie en infrastructuur, (11) duurzame steden, (12) verantwoorde consumptie en productie, (13) klimaat actie en (16) vrede, justitie en sterke publieke diensten. In de Nederlandse context bevordert de stichting SDG [4] met subsidie van het ministerie van Buitenlandse Zaken de invoering van deze SDGs.
Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD)
Ongeveer gelijktijdig met de VN kwam de OECD op 25 mei 2011 met haar aangepaste Guidelines for Multinational Enterprises, overeengekomen door 42 deelnemende lidstaten. Hierin worden de VN-principes voor mensenrechten als leidraad genomen en een uitgebreide benadering van het begrip due diligence en responsible supply chain management gegeven. Ook wordt een National Contact Point (NCPs) in alle lidstaten benoemd. Op 30 mei 2018 wordt hieraan verdere invulling gegeven in de OECD Due Diligence for Responsible Business Conduct. Er zijn voor specifieke sectoren zoals mineralen, landbouw, schoeisel en de financiële wereld aanwijzingen hoe due diligence uit te voeren. Met name die laatste categorie is voor onze sector belangrijk. Deze richtlijnen zien op een breed pallet van factoren zoals medewerkers (ARBO), mensenrechten, duurzaamheid, consumenten en corporate governance waarbinnen ethiek weer een rol speelt.
In Nederland is het NCP binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken gepositioneerd.[5] Ook is het initiatief Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) gestart.[6] Vouchers worden beschikbaar gesteld aan bedrijven om zich te bekwamen in de toepassing van de richtlijnen. Voor diverse sectoren is een convenant overeengekomen, onder andere met 13 Nederlandse banken (Dutch Banking Sector Agreement-(DBA)) ([7]). Hierin traden de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), MinFin en MinBuza, CNV en FNV en een aantal NGOs gezamenlijk op. De SER heeft het secretariaat. In de periode 2016-2019 is gewerkt aan een werkbare invulling van de richtlijnen. In 2021 wordt over een vervolg besloten.
Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden – Investment Management (FMO-IM)
FMO-IM (de Nederlandse ontwikkelingsbank) hanteert de VN regels, net als de Wereldbank, voor het investeren in zowel een attractief rendement als een zinvolle ontwikkelingsimpact. FMO-IM legt ook vast dat zij en haar klanten geen activiteiten financieren, produceren, gebruiken of handelen in of het distribueren van onder andere wapens en munitie (uitsluitingsgrond 8) wanneer deze meer dan 10% van de inkomsten van een bedrijf vormen. De minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft in 2020 op aandringen van de Tweede Kamer en onder meer de NIDV, bepaald dat die uitzondering niet geldt als het gaat om wapens en munitie als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie[8].
In Nederland vindt ook een academisch debat plaats, bijvoorbeeld hoe het bredere maatschappelijke belang van bedrijven in de vennootschapswetgeving kan worden verankerd.[9]
Internationale omgeving
Ook andere landen zijn bezig met de invulling van de VN- en OECD-richtlijnen. De Internationale Kamer van Koophandel [10] volgt die ontwikkelingen. NIDV is lid van het ICC. Zo is in Frankrijk een wet aangenomen die slechts reasonable measures voorschrijft aan bedrijven. In Duitsland lopen de onderhandelingen over juridische inkadering. De ICC zal in juni 2021 ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de VN principes haar bevindingen in een rapport vastleggen, met in een annex informatie over hoe investeerders tot nu toe acteren. Verder komt er naar verwachting een conclusie dat er meer coherentie moet komen tussen de toepassing in de lidstaten omdat vooral multinationals moeite hebben met de verschillen in implementatie in de landen. Grote bedrijven als TOTAL en VW zijn dan ook een groot voorstander van harmonisatie op tenminste het niveau van de Europese Unie.
De Europese Unie
De Europese Commissie werkt sinds haar aantreden in 2019 onder leiding van Ursula von der Leyen met veel inzet aan de uitwerking van de European Green Deal. Onderdeel daarvan is het sturen van investeringen in een groene richting, waarbij tevens negatief kan worden gestuurd op activiteiten die vanuit duurzaamheid of sociaal standpunt schadelijk worden beoordeeld. Hiervoor is inmiddels een aantal instrumenten beschikbaar zoals een EU Taxonomy Regulation (COM2020/852), een Sustainable Finance Disclosure Regulation en een Benchmark Regulation. Hiervan kan met name de defensie- en veiligheidssector zeer negatieve gevolgen ondervinden.
Zeer recent – 21 april 2021 – is daaraan toegevoegd, als uitwerking van de Taxonomy Regulation, de Commission Delegated Regulation, ook wel de EU Taxonomy Climate Delegate Act genoemd. Dat is een invoeringsmaatregel met twee belangrijke annexen waarin voor diverse economische activiteiten wordt vastgelegd met welke informatie kan worden bepaald of een activiteit aan het kenmerk sustainable voldoet. De gevraagde informatie moet duidelijk maken in hoeverre er:
- een bijdrage wordt geleverd aan de duurzaamheidsdoelen, geen schade wordt toegebracht aan de duurzaamheidsdoelen, wordt voldaan aan een minimum aan sociale en governance-factoren, waaronder ethiek, en
- wordt voldaan aan de technische screeningscriteria die door de Europese Commissie worden vastgelegd. Hierin zijn ook uitsluitingscriteria opgenomen.
Uit de media komt met name de vraag of aardgas een duurzame energiebron en dus groene economische activiteit is. Daarover is nog veel politiek overleg nodig zodat deze paragraaf nog geen plaats heeft gekregen in de nu verschenen taxonomie.
Tevens heeft de Europese Commissie op 21 april 2021 een voorstel gedaan aan lidstaten en Europese Parlement voor een Corporate Sustainability Reporting Directive (COM(2021/189). Dat gaat om de wijze waarop bedrijven moeten gaan rapporteren over hun passendheid in het begrip Environmental, Social and Sustainable Governance, afgekort ESG. Hierin wordt begrepen onder:
- Environmental: maatregelen tegen klimaatverandering, bedrijfsaanpassing aan klimaatverandering, gebruik van materialen en circulaire economie, vervuiling etc.,
- Social: gelijke kansen medewerkers, gendergelijkheid, kinderarbeid, ARBO, respect voor mensenrechten,
- Governance: de rol van bestuurders, bedrijfsethiek en bedrijfscultuur, politieke betrokkenheid, de interne control and risicomanagement
Interessant is dat deze rapportageplicht ziet op internationale beursgenoteerde bedrijven en op de beursgenoteerde MidCaps/SMEs. Voor deze laatste categorie komen er later dit jaar aangepaste rapportageverplichtingen die drie jaar na de rapportageplicht voor de internationale beursgenoteerde bedrijven gaan gelden, maar niet later dan 1 jan. 2026. Voor het overige MKB is de rapportage vrijwillig, al kan door bedrijven in de leveranciersketen naar die informatie worden gevraagd. Indien deze Richtlijn wordt aanvaard, zijn lidstaten verplicht deze uiterlijk 1 december 2022 in nationale wetgeving om te zetten (“transposition”). Die wetgeving moet dan uiterlijk 1 januari 2023 gelden.
Rapport Joint Research Centre
Bij het opstellen van gedetailleerde regels voor in de taxonomie genoemde economische activiteiten bouwt de Europese Commissie op wetenschappelijk advies van haar Joint Research Centre -JRC. Zo ook op dit gebied en met name ook voor de uitzonderingen die worden gezien als schadelijk voor de Green Deal. Op de datum van dit artikel wordt een bedrijf onder meer als schadelijk gezien als zij meer dan 5% uit haar omzet behaalt uit de productie of levering van conventionele wapens en/of militaire producten die gebruikt worden voor gewapend conflict. Uiteraard is de koepelorganisatie ASD [11] van de NIDV in Brussel actief om deze bepaling te schrappen met als argument dat anders de Europese defensie- en veiligheidsindustrie tot stilstand komt. Dit heeft desastreuze gevolgen, want zonder industrie is er geen veiligheid. Ook heeft de NIDV de Nederlandse overheid benaderd en aandacht gevraagd voor de toenemende moeilijkheden die onze sector ondervindt bij het aangaan van relaties met banken en investeerders.
Beide initiatieven (taxonomie en reporting richtljn) krijgen een bredere toepassing in bijvoorbeeld het voorziene EcoLabel.
EU EcoLabel
Om te kunnen beoordelen of financiële retail-instrumenten van banken en investeerders zich richten op de Green Deal, wordt een EU EcoLabel voorzien. Daarbij worden alle ESG-parameters betrokken. Dat betekent dat banken en investeerders bij de verstrekking van leningen, bankrekeningen etc. rekening moeten houden met de ESG-kaders. De concept-regeling voor dit EcoLabel van de Europese Commissie bevat het voor onze sector desastreuze uitsluitingscriterium van 5% omzet uit wapens en militaire producten. Het is de bedoeling dat dit EcoLabel eind 2021 in werking treedt.
Conclusie
Dat de VN, OECD en EU werken aan duurzaamheid, is een goede zaak. De defensie- en veiligheidssector doet er goed aan deze lijn te omarmen. In ieder geval is uit de vele initiatieven en (aanstaande) regelgeving duidelijk dat simpel geld verdienen uit puur economisch perspectief steeds minder aan de orde is. De ESG- parameters krijgen een steeds grotere invloed op de inrichting van bedrijven en hun verdienmodellen. Mijn verwachting is dat dit proces de komende 10 jaar geleidelijk steeds meer voet aan de grond krijgt, juridisch afdwingbaar wordt, maar natuurlijk met oog voor de last die hiermee aan bedrijven wordt opgelegd. Onze sector wil daarin een rol spelen en zal zeker anticiperen op een internationaal duurzaamheidskader.
Als de Europese wetgeving echter zo ver gaat dat bedrijven worden uitgesloten met banken en andere financiële instellingen zaken te doen, die voor meer dan 5% omzet genereren uit productie of levering van conventionele wapens en/of militaire producten die gebruikt worden voor gewapend conflict, dan betekent dit mijns inziens een onterechte benadeling van deze sector met mogelijk ook grote gevolgen voor de NL werkgelegenheid. Bovendien vormt het geen aansporing voor de sector zich WEL aan de ESG parameters te houden.
Zoals in de inleiding aangegeven biedt deze bredere blik ook kansen op het gebied van andere EU-prioriteiten zoals strategische autonomie, waaronder begrepen het creëren van intellectueel eigendom voor nieuwe materialen en productietechnieken. Als met dit artikel uw aandacht voor deze materie is gewekt, dan is een grote stap gemaakt. Zo’n stap is nodig op de weg naar een toekomstbestendige defensie- en veiligheidssector die zich internationaal uitstekend kan positioneren.
Resumerend: het antwoord op de vraag “Geld verdienen en het goede doen. Geldt dit allemaal ook voor onze defensie- en veiligheidssector” luidt dus: ja, in het belang van vrede en veiligheid, mits we niet doorschieten met beperkende (onterechte) regelgeving
NIDV staat vanzelf open voor verdere toelichting in de vorm van bijvoorbeeld webinars, die dieper op het globaal geschetste aandachtsveld ingaan.
Dit is de zevende blog van een reeks over het Europese en het Europese Defensiefonds. Eerdere onderwerpen waren:
- Blog #1: European Defence Industrial Development Programme (EDIDP) 2020
- Blog #2: Gunning PADR en EDIDP2019
- Blog #3: Het EDF, hoe is het ermee?
- Blog #4: De Nederlandse Defensiesector op weg naar een Europese Defensiemarkt
- Blog #5: Het Europese Defensiefonds, ook voor het MKB
- Blog #6: Kleine Lidstaten en Richtlijn 81
[1] Het Grote Gevecht & het eenzame gelijk van Paul Polman, 2019, ISBN 978 90 446 3471 6.
[2] OECD Organisation for Economic Cooperation and Development, NL: OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling , zie www.oecd.org
[3] NL vertaling is gepaste zorgvuldigheid, maar de uitdrukking is zodanig ingevoerd dat hier due diligence wordt gebruikt.
[8] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-21310.html
[9] Naar een zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoorde deelname aan het maatschappelijk verkeer, artikel in Ondernemingsrecht 2020/16 door Prof mr. J.W. Winter cs, pleidooi het vennootschapsrecht uit te breiden met een nieuw sociaal contract.
[10] www.icc.nl, International Chamber of Commerce
[11] Binnen de koepelorganisatie ASD is een werkgroep opgericht die zich primair bezig houdt met Sustainable Finance (bv de EU taxonomie), Human Rights, Exportability en anti corruptie. Daarnaast zal aandacht zijn voor Sustainable corporate governance (bv Human Rights en Environmental Due Diligence) , Non financial Reporting en Diversity and Equality.