De Algemene Rekenkamer heeft vandaag haar bevindingen gepresenteerd over de onderzoeksfase van de onderzeebootvervanging. In het rapport ‘vizier op de vervanging van de onderzeeboten’ concludeert de Rekenkamer dat er positieve stappen zijn gezet op het gebied van studies, levensduur en de kosten-baten. Deze verbeteringen dragen bij aan een transparante en doelmatige besluitvorming.
Tegelijkertijd zijn er volgens de Rekenkamer ook kanttekeningen te plaatsen. Zo wordt opgemerkt dat het budget sinds de aanvang van het project is toegenomen en dat dat andere vervangingen mogelijk in de weg kan gaan zitten. Volgens Defensie heeft het kabinet bij haar aantreden bewust meer geld vrijgemaakt om deze en andere noodzakelijke vervangingsprojecten juist mogelijk te maken.
De Rekenkamer ziet ook financiële risico’s bij de aankoop van het nog te ontwikkelen wapensysteem. Defensie stelt er tegenover dat risicomanagement een doorlopend proces is, dat gebruikt wordt om tijdig bij te kunnen sturen en het project financieel inpasbaar te houden. Defensie hanteert voor dit project ook een risicoreservering die ruimer is dan gebruikelijk.
Compacte afmetingen
De 4 huidige onderzeeboten van de Walrusklasse behoren nog steeds tot de modernste conventionele, niet-nucleaire onderzeeboten ter wereld. De boten onderscheiden zich door hun compacte afmetingen en kunnen daardoor dicht onder de kust, in ondiep water, inlichtingen verzamelen of (kust)verkenningen uitvoeren. De huidige generatie onderzeeboten is begin jaren ’90 in gebruik genomen en loopt tegen het einde van de levensduur aan. Volgens de huidige planning moet de eerste nieuwe onderzeeboot in 2028 door de bouwer worden opgeleverd.
De zogeheten B-brief (onderzoeksfase) is eind vorig jaar naar de Tweede Kamer gestuurd en daar eerder dit jaar behandeld. Na de B-fase gaat het zogeheten Defensie Materieel Proces over in de D-fase (verwervingsfase), waarin nog 3 aanbieders over zijn: Naval Group, Saab Kockums en ThyssenKrupp Marine Systems.