Vanaf 2032 krijgt de Koninklijke Marine een nieuwe scheepsklasse bestaande uit zes nieuwe schepen: amfibische transportschepen. De zes moeten de vier patrouilleschepen van de Hollandklasse en de twee LPD’s Zr.Ms. Rotterdam en Zr.Ms. Johan de Witt vervangen.
De twee huidige LPD’s, Zr.Ms. Rotterdam en Zr.Ms Johan de Witt, bereiken het einde van hun levensduur in respectievelijk 2028 en 2032. De huidige OPV’s bereiken het einde van hun levensduur tussen 2035 en 2038. De marine kan het eerste nieuwe amfibische transportschip in dienst stellen in 2032. Het zesde en laatste moet in 2037 in dienst worden gesteld en moet vanaf 2038 operationeel inzetbaar zijn. Voor het oudste te vervangen schip, Zr.Ms. Rotterdam, is 2032 later dan de geplande einde levensduur. Die staat op 2028. Defensie onderzoekt of het schip langer door kan varen en welke maatregelen nodig zijn. De bedoeling is om steeds als een schip in dienst wordt gesteld, ook een schip uit dienst te stellen.
Flexibiliteit bij operationele inzet
De amfibische transportschepen voorzien in de vervangingsbehoefte voor beide scheepsklassen. De vervanging van LPD’s en OPV’s door één klasse van nieuwe Amfibische Transportschepen biedt de Koninklijke Marine meer flexibiliteit bij de operationele inzet en het zorgt voor meer doelmatigheid. Door zes van dergelijke schepen te bouwen, kunnen verschillende taken door verschillende schepen gedaan worden. Een Amfibisch Transportschip kan ook als stationsschip in het Caribisch gebied worden ingezet. Het stationsschip heeft dan gelijk amfibische capaciteiten.
Defensie noemt nadrukkelijk dat de amfibische transportschepen, in tegenstelling tot de patrouilleschepen, ook geschikt moeten zijn voor het hoogste geweldspectrum.
Vernieuwde vaartuigen
De amfibische transportschepen zullen gaan opereren met een reeks nieuwe en vernieuwde vaartuigen: de nieuwe Littoral Assault Craft (LAC) voor personeel en de Littoral Craft Mobility (LCM) voor personeel en materieel. Deze zullen in 2026 – 2030 worden geleverd. De zware LCU-landingsvaartuigen worden nu gemoderniseerd, in 2027 wordt de A-brief van de vervanging van deze vaartuigen voorzien. Het Korps Mariniers krijgt ook nieuwe voertuigen. Deze zullen met de bovenstaande landingsvaartuigen vervoerd moeten worden. Het gaat enerzijds om rupsvoertuigen die via het project Future Littoral All-Terrain Mobility Band Vagn worden vervangen en de Landrovers die door nieuwe patrouillevoertuigen worden vervangen.
Vroege inschakeling Nederlandse industrie
Net als bij het project ‘Vervanging LC-fregatten’ wil Defensie de Nederlandse Maritieme Maakindustrie in een vroeg stadium inschakelen, eerder en intensiever dan vroeger, bij de bouw en het ontwerp van de schepen. Dit hoort bij de nieuwe aanpak van het ‘industrieversterkend aankopen’ waarbij Defensie een partnerschap met de sector beoogt dat niet alleen de bouw van marineschepen betreft maar ook infrastructuur, personeel, innovatie, kennisontwikkeling en instandhouding. Met deze aanpak wil Defensie de Nederlandse defensie-industrie in den brede versterken en zo een bijdrage leveren aan meer Europese strategische autonomie. Defensie is daarbij voornemens de Nederlandse maritieme sector in te schakelen onder art. 346 VWEU. Dit project valt in de categorie 1 tot 2,5 miljard euro.
Internationale samenwerking
Nederland en het Verenigd Koninkrijk werken voor het amfibisch optreden en mariniers al ruim 50 jaar samen in de UK/NL Amphibious Force. Op 30 juni 2023 hebben beide landen op ministerieel niveau een Statement of Intent getekend over samenwerking bij de vervanging van hun grote amfibische schepen. Nederland en het VK bouwen geen identieke schepen, maar zorgen ervoor dat de interoperabiliteit van hun materieel is gewaarborgd. Samenwerking is mogelijk bij meerdere systemen van de nieuwe schepen van beide landen.
In 2025 wordt de B-brief verwacht, in 2027 de D-brief.
Beperkte risico’s
De risico’s bij dit project worden defensie gezien als beperkt. Het risico bestaat dat binnen Defensie onvoldoende personeelscapaciteit is om de verwerving op tijd te voltooien, gezien de andere grote investeringsprojecten op marine gebied. Daarnaast bestaat een risico dat de gewenste interoperabiliteit met het Verenigd Koninkrijk leidt tot hogere kosten. Ten aanzien van de personeelscapaciteit zal Defensie die zorgvuldig verdelen over de verschillende projecten en zo nodig overgaan tot inhuur. Een risicoreservering maakt deel uit van het projectbudget.
Download hier de A-brief 6 amfibische transportschepen